Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [27]Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk [28]naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid [29]op Hem doen aanlopen. 27. Dat is, wij zijn allen afgedwaald van den weg, dien ons God in zijne wet heeft voorgeschreven om daarin te wandelen. 28. Niet naar den weg, dien de HEERE ons had voorgeschreven; maar wandelende op den weg, dien zich een ieder verkoren had; zie 1 Petr.2:25. 29. Of, Hem doen ontmoeten; of Hij, te weten de Vader, dreef op Hem, te weten Christus, ons aller ongerechtigheid, dewijl Hij zich in onze plaats vrijwillig tot borg gesteld had.